BAKEL – De meeste zetels in de Tweede Kamer worden bezet door Randstedelingen. Raar, vindt Bakelnaar Wilbert van Lanen. Om die reden stelt de ex-varkenshouder zich namens BoerBurgerBeweging kandidaat voor de komende verkiezingen. ‘Gevoel met je achterland is belangrijk.’
Door Siel Peijs
“In potentie kunnen we vijftig zetels halen”, rekent Wilbert van Lanen gevat voor. “Als je de dorpen meerekent woont 35 procent van alle Nederlanders op het platteland; ruim één-derde van de kiezers dus.”
Bakelnaar Van Lanen heeft zich namens BoerBurgerBeweging (BBB) kandidaat gesteld voor de Tweede Kamerverkiezingen op woensdag 17 maart. Hij staat veertiende op de lijst van de nieuw opgerichte partij die in Den Haag het geluid uit het buitengebied wil laten horen. Hoognodig, vindt Van Lanen: “Het platteland staat altijd achteraan. Het is het gebied waar de windmolenparken komen en waar hele velden vol zonnepanelen worden gelegd. Tegelijkertijd worden buslijnen en scholen geschrapt. De leefbaarheid staat ernstig onder druk.”
Hoewel BBB zich nadrukkelijk afficheert als partij voor alle plattelandsbewoners, wil Van Lanen zich met name sterk maken voor de agrarische sector. Tot afgelopen jaar was hij actief als varkenshouder en hij stoort zich mateloos aan het imago dat de sector opgespeld krijgt. “Boeren zijn de grootste rentmeesters van de natuur. Toch krijgen ze daar geen enkele waardering voor. Sterker nog, ze worden steevast en onterecht weggezet als grote vervuilers.” Van Lanen wijst op de stikstofcrisis: “De agrarische sector zou verantwoordelijk zijn voor veertig procent van de uitstoot in Nederland. Terwijl grote bedrijven als Bavaria hun gegevens niet openbaar maken. Als je niet weet wat de totale uitstoot is, hoe kun je dan een percentage berekenen? Boeren worden gestraft omdat ze hun cijfers wél bijhouden. Het zijn makkelijke slachtoffers.”
Zelf maakte het kandidaat-Kamerlid gebruik van de landelijke stoppersregeling voor varkenshouders. In december gingen zijn laatste varkens naar het slachthuis. “Een vreemde gewaarwording”, vertelt hij. “Voor het eerst had ik een varkensloze kerst.” Net als veel collega’s hikte hij aan tegen de almaar strenger wordende regels. “Ik had best door kunnen boeren”, zegt hij. “Maar dan had ik mijn stallen moeten aanpassen. En ik had moeten uitbreiden om mee te kunnen blijven doen in de ratrace. Ik ben 48. De toekomst voor boeren is steeds onzekerder. Ik had geen zin om de benodigde investering van misschien wel een miljoen euro te doen.”
Want ook in financieel opzicht is er weinig waardering voor de agrarische sector, stelt Van Lanen. Hij neemt de aardappelteelt als voorbeeld: “In februari wordt het land voor het eerst bewerkt met mest. Vervolgens worden de aardappels gepoot, en moet het hele jaar hard worden gewerkt om ze gezond te houden. Na de oogst in november komt een vertegenwoordiger van de supermarkt langs. Die rekent 7 tot 11 cent per kilo, en legt ze vervolgens voor een euro per kilo in de schappen. De consument moet die aardappelen direct aan de kassa afrekenen, terwijl de boer pas na negentig dagen betaald krijgt. Exact een jaar nadat de grond voor het eerst bewerkt werd dus. Dat staat in geen verhouding.”
Van Lanen snapt het daarom goed dat boeren massaal naar het Malieveld trokken of distributiecentra van supermarktketens blokkeerden. Al ziet hij zelf meer heil in het voeren van debat: “We missen het gezonde boerenverstand in de Tweede Kamer. Er zijn partijen waarvan de volledige kandidatenlijst in de Randstad woont. Dat is toch raar? Hoe kun je meepraten over zaken die spelen in gebieden waar je geen enkele feeling bij hebt? BBB kiest bewust voor vertegenwoordigers uit alle provincies. Binding met het achterland vinden we belangrijk.”
Of Van Lanen persoonlijk het debat in den Haag kan voeden is met zijn veertiende plaats op de kandidatenlijst natuurlijk de vraag. Toch heeft hij goede hoop: “We hebben afgesproken dat we na onze lijsttrekker en oprichtster Caroline van der Plas allemaal op plek twee staan. Het aantal stemmen bepaalt uiteindelijk je plaats, dus wie weet? Ik heb Inge van Dijk in elk geval vast laten weten dat we kunnen carpoolen.”