
In de Biechtstoel: Annelies Rooijakkers
NieuwsGEMERT – Annelies Rooijakkers, als boerendochter in Gemert geboren, op haar vijfde met het ouderlijk gezin mee naar Beek en Donk verhuisd en op haar zevenentwintigste naar Gemert teruggekeerd. Aanvankelijk was zij fysiotherapeute, studeerde daarna theologie in Tilburg, werd pastoraal werker in het Huis van Bewaring in Grave en werkt nu als geestelijk verzorger in een Tbs-kliniek.
Geloof je?
Ja! Ik heb eigenlijk geen keuze. Ik geloof dat veranderingen altijd mogelijk zijn. En de bijbel heeft zulke rijke verhalen over vallen en opstaan, fouten begaan, verloren lopen en verzoening. Het zijn verhalen van mensen met God, die nu nog steeds herkenbaar zijn. Vroeger moest ik verantwoording af leggen als ik níét naar de kerk ging, tegenwoordig moet ik uitleggen waarom ik wél naar de kerk ga. God staat voor mij ook voor het niet-weten. Het leven is niet maakbaar. Het geloof geeft mij troost en daagt mij uit, ik hoef niet alles te kunnen, en ik wil ook in actie komen als er onrecht is. Zo blijf ik flexibel en draag ik mijn steentje hopelijk bij aan een mooiere wereld.
Wat is je grootste deugd?
Mijn moed om het onbekende tegemoet te treden, zoals toen ik theologie ging studeren, in het huis van bewaring ging werken, de clownsopleiding ging doen. Nee, niet de grappige clown, meer de kwetsbare clown; uitvergroten wat je werkelijk voelt. Moed ook om dóór te vragen, dit heb ik zowel in gesprekken met cliënten als in overleg met o.a. het management. Mijn ogen niet sluiten voor als er dingen niet goed gaan, in het klein en in het groot.
Wat is je grootste zonde?
Mijn onzekerheid. Die komt in het antwoord op de vorige vraag tussen de regels door eigenlijk wel naar voren. Ik verstop me maar al te vaak achter een denkbeeldig muurtje. Dan houd ik mensen op een afstand. Pas als die onzekerheid verdwijnt dan mag ik en kan ik laten zien wie ik echt bent. Het creatieve in plaats van het reactieve, dus zelf iets bedenken en ondernemen in plaats van me alleen door anderen te laten leiden.
Wat koester je het meest?
Dat ik mensen om me heen heb bij wie ik onzeker mag zijn en ik tevoorschijn kan komen met wie ik werkelijk ben.
Wat stuit je het meest tegen de borst?
Dat is wanneer mensen bewust verdeeldheid zaaien, of wanneer iemand uitsluitend en steeds maar vertelt over wat hij of zij allemaal kan. Wij mogen ook blij en dankbaar zijn dat we dat kunnen. Onze talenten hebben we gekregen.
Waar kun je heimelijk van genieten?
Van iemand met engelengeduld. Ook van onverwachte ontmoetingen, als iemand zomaar gedag zegt, als iemand me voor laat gaan in het verkeer. Spontane vriendelijkheid dus! O ja, en ik geniet ook van een piepkleine verkeersovertreding, omdat ik dan met genoegen constateer: ‘Ik zit niet helemáál aan regels vast.’
Van wie kun je nog wat leren?
Vooral van mensen die veel pech in hun leven hebben gehad. Want waar zij dan de moed vandaan halen om de draad weer op te pakken en door te gaan? Daar kun je van leren.
Achter welke deur in Gemert-Bakel zou je wel eens een kijkje willen nemen?
Achter de deur van een groot gezin dat heel klein woont. Hoe hou je dat vol? Toen met de corona, min of meer opgesloten met een gezin met vier kinderen en ook nog twee honden op een heel klein flatje.
Met wie zou je wel eens een weesgegroetje willen bidden?
Met de kapelgroep. Dat was een basisgeloofsgemeenschap op het kasteel, later in de Ruijschenbergh. Net voor de corona stopten die bijeenkomsten. Ik mis de groep, ik mis samen het leven vieren.
Heb je verder nog iets op te biechten?
IJdel als ik ben hoop ik dat de Vredesweek, dit jaar van 16 tot en met 24 september, een succes wordt. En met succes bedoel ik vooral dat alle activiteiten in dat kader vreedzaam en hoopvol verlopen, onafhankelijk van hoeveel mensen er komen. Kwaliteit gaat immers boven kwantiteit.